terug naar archief

6 mei 2000 - Steven Le Poole

Kotsen

"De eerste keer de North Ridge op. Dit staat bekend als een monotone en loodzware tocht van zes tot acht uur. Tot overmaat van ramp kots ik 's ochtends zomaar een liter vloeistof uit.

Verblijf op hoogte is een continue strijd tegen uitdroging. Je moet voortdurend sneeuw smelten en drinken om je vochtniveau op peil te houden. En nu ben ik niet alleen mijn 'huiswerk' van vannacht kwijt: de maag wil er duidelijk niets - vast of vloeibaar - meer bij hebben.

Wat nu? Klimmen op een lege maag is gekkenwerk. Maar afdalen betekent minstens vier dagen vertraging, misschien wel meer als het volgende window op zich laat wachten. Ik besluit het erop te wagen. Misschien gaat het onderweg wel beter.

De klim is inderdaad loodzwaar. We kruipen stap voor stap omhoog. Ik kan maar geen ritme vinden. Stap, zes keer ademhalen, stap en zo verder, lukt niet echt. Mijn maag begint te trekken en te knorren. "Ha, honger. Laat ik snel een mars eten". Een kwartier later ligt die weer in de sneeuw. Dit is echt geen feest.

Na ruim zeven uur - nog niet eens zo traag - kom ik bij ons kamp. North Ridge Camp is niet echt een kampeerplaats maar een lint van tenten in de rotsachtige omgeving. Het ligt volledig open voor de continue zuidwestwind, net als het Mercedes-logo op een motorkap op de Duitse snelweg. De tenten worden gefixeerd met alles wat te vinden is: touwen, rotsen, afval noem maar op.

Mike interviewt me bij aankomst. Een kwartier later loop ik weer gal te kotsen. 7800 Meter is niet echt een plaats om te herstellen van maagklachten. Je lichaam is zo druk met ademhalen dat het nauwelijks energie heeft om voedsel te verteren. Het geeft dan ook - zelfs bij een fitte klimmer - een sterk 'geen-honger-signaal' naar de bovenkamer. Zelfs Mike krijgt weinig door zijn keel. Bij mij gaat het nog steeds alleen maar de andere kant op.

Ik vergeet bijna te genieten van het geweldige uitzicht: ver onder ons is het North Col Camp een rij kleurige stipjes; tegenover ons ligt de Changtse (7600 meter). Links zie ik de Pumori en de Cho Oyu (8201 meter) die ik drie jaar geleden als oefening voor deze berg beklom. Ver achter ABC meen ik BC te kunnen onderscheiden, net voor de Tibetaanse hoogvlakte. Boven ons lijkt het bijna of je de toppyramide - maar 1000 meter hoger - kunt aanraken. Als een sirene roept zij: "Kom dan jongens: even doorzetten, top aantikken en je kan naar huis". Jammer genoeg zit het er niet in. Top Camp (8300 meter) is er nog niet en moet nog bevoorraadt worden met zuurstof.

Slapen lukt bijna niet. De hele nacht woelen en draaien we. De wind steekt op en schudt de tent op zijn vesten. We proberen maar niet eraan te denken dat de tent de hele North Ridge af kan waaien - met ons erbij."

terug naar archief